Hoe Kempo daadwerkelijk is ontstaan, dat zal waarschijnlijk altijd een raadsel blijven. Door de eeuwen heen zijn er zoveel legenden ontstaan, dat het bijzonder moeilijk is om de waarheid te achterhalen.
Eén van de legenden vertelt, dat in het jaar 495 uit India de boeddhisme predikende monnik Batuo naar China kwam. De keizer van China, keizer Xiaowen van de noordelijke Wei Dynastie, was een trouw volgeling van het boeddhisme. Hij gaf opdracht tot het bouwen voor een klooster voor Batuo. Dit klooster, het Shaolin klooster, werd gebouwd in het district Dengfeng in de provincie Henan.
In de eerste periode van het bestaan van het Shaolin klooster, werd het bewoond door monniken. Deze monniken hielden er vele rituele en ceremoniële praktijken op na.
Dit veranderde toen in de zesde eeuw na Christus, in het jaar 625, Tamo naar China kwam.
Tamo is volgens de mythe de zoon van koning Sugandha. Koning Sugandha behoorde tot de Kshatriya, de militaire kaste. Tamo bracht zijn jeugd door in Conjeeveram (Kanchipurum). Dit is een kleine boeddhistische provincie ten zuiden van Madras. Daar ontving hij religieuze trainingen van Dhyana meester Prajnatara.
Na de dood van zijn meester volgde Tamo zijn leermeester op en vertrok naar China om daar de leer van Boeddha te verspreiden. In China aangekomen kreeg Tamo de opdracht zich te melden aan het hof van keizer Wuti van de Liang Dynastie.
Deze ontmoeting was een grote teleurstelling voor de keizer, want de antwoorden die Tamo hem gaf, kon hij echt niet waarderen.
Na het bezoek aan het hof vertrok Tamo naar het noorden, waar hij zijn intrek nam in het Shaolin klooster. Tamo kon zich niet vinden in de, in zijn ogen, overdreven praktijken van zijn voorgangers. Om zijn eigen ideeën kracht bij te zetten mediteerde Tamo negen jaar lang in een grot niet ver van het klooster.
Om zich na urenlange meditatie lichamelijk te verfrissen en te beschermen tegen wilde dieren en giftige slangen, beoefende Tamo dagelijks een aantal zelfontworpen oefeningen, die sterk overeenkomst vertoonden met dierlijke bewegingen.
In het klooster ontwikkelde Tamo de vechtkunst van het Shaolin klooster, ook bekend als Shaolinquan. In korte tijd volgen steeds meer monniken zijn voorbeeld.
Het is hypothetisch mogelijk dat Tamo de monniken ook daadwerkelijk de vechtkunst bijbracht. Als zoon van een koning, die tot de militaire kaste behoorde, zou hij zodanig getraind moeten zijn in alle vormen van het vuistvechten en in het gebruik van wapens.
Tegenwoordig gaan geschiedkundigen er echter steeds meer van uit, dat de oorsprong van het Shaolinquan niet aan één persoon of een bepaalde groep zou moeten worden toegeschreven binnen het Shaolin klooster. Het zou eerder ontworpen en verfijnd zijn door alle monniken. Want al in de Tang Dynastie (618-907) werden de monniken van het Shaolin klooster ingezet bij militaire acties. Door deze acties verwierf het klooster meer land, dat geschikt werd gemaakt om monniken een militaire training te geven.
Het klooster stond dan ook bekend als ‘het beste klooster onder de hemel’, omdat het in die periode meer dan duizend monniken gehuisvest heeft.
Behalve dit Shaolin klooster in de provincie Henan, werden er ook in andere delen van China Shaolin kloosters gesticht. Hierdoor werd het Shaolingyuan in het hele land verspreid.
Toen de materiële situatie verslechterde op het Chinese platteland vertrokken er vele boeren als contrastkoelies (loonslaven) naar Nederlands Indië. Met hun vertrokken ook verschillende Chinese kooplieden. Zij zagen wel mogelijkheden in een nieuwe start in onze voormalige kolonie.
Deze Chinezen namen ook een grote hoeveelheid kennis en technieken met zich mee van de diverse Chinese vechtstijlen, die waren ontwikkeld in de Shaolin kloosters.
De Chinezen vormden in Nederlands Indië een hechte gemeenschap en zij hielden zich sterk vast aan hun eigen cultuur. Zo ook aan hun vechtkunsten. Deze stonden in Nederlands Indië bekend onder de naam kuntao. Kun (Quan) betekent vuist en tao betekent weg; weg van de vuist of de kunst van het vuistvechten.
Het Indonesische kuntao bestaat uit een diversiteit aan vechtstijlen van het Aziatische vasteland. Het wordt daar dan ook voornamelijk beoefend op Java, Sumatra, Celebes en Borneo met hun hoge concentraties Chinezen.
Ontstaan in Nederland
Via Nederlands Indië is het kuntao uiteindelijk via Carel Faulhaber in Nederland geïntroduceerd.
Carel Faulhaber werd op 2 november 1923 in het Indonesische Semarang geboren. Daar leerde hij het kuntao van zijn vader Andries Friedrich Faulhaber, die het weer van zijn vader geleerd had. Volgens de familietraditie werd de familiestijl van vader op zoon overgebracht.
Faulhaber ging in dienst bij de KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) en leidde als militair een reizend bestaan. In januari 1954 kwam hij samen met zijn Indonesische vrouw en hun vier zonen naar Nederland. Hier zette Faulhaber de familietraditie voort en vanaf hun vierde jaar kregen alle vier zijn zonen les in het kuntao, met hun vader als leraar.
In 1962 ontmoette sergeant 1ste klas Carel Faulhaber voor het eerst korporaal Gerard Meijers. Deze was bijzonder geïnteresseerd in de familiestijl van de Faulhabers.
Op aandringen van zijn vier zonen, die de vechtstijl wilden uitdragen naar buiten, haalde Faulhaber Meijers in huis en leerde hem het kuntao.
De vier zonen konden het kuntao namelijk nog niet uitdragen omdat zij nog minderjarig waren, daarom was Meijers de aangewezen persoon om deze taak te vervullen.
Faulhaber en Meijers legden hun hele ziel en zaligheid in deze missie, maar zij waren zich er volledig van bewust, dat wanneer zij het kuntao populair wilden maken in Nederland, zij de stijl wel enigszins moesten aanpassen.
Zij voegden aan de stijl kumite vormen toe en wijzigden de naam in kempo. Kempo had dezelfde betekenis als kuntao, namelijk weg van de vuist, maar was de Japanse benaming hiervoor.
Tevens werd de naam Shaolin toegevoegd, zodat ook de oorsprong van deze oosterse gevechtskunst in de naam werd weergegeven.
Zo ontstond kempo dus in Nederland. Intussen is het ruim veertig jaar later en Shaolin Kempo wordt nog steeds in heel Nederland door vele kempoka’s beoefend. Het is opvallend dat ook steeds meer vrouwen deze vechtsport beoefenen.
Maar we hebben het al eerder gezegd, kempo is een sport voor zowel man als vrouw, die door jong en oud nog steeds met veel plezier wordt uitgeoefend!